Longchenpa

Dzogchen, de illusie van IK

Longchenpa leefde van 1308 tot 1364 en was leraar binnen de Nyingmaschool van het Tibetaans boeddhisme. Hij wordt gezien als de belangrijkste auteur van de Dzogchen leer (ook Atiyoga genoemd). De naam Dzogchen is een samenvoeging van Dzogpa Chenpo (Grote Perfectie). Volgens deze leer hoeft Verlichting niet buiten een persoon zelf gezocht te worden, maar het kan onmiddelijk aanwezig zijn in de pure, oorspronkelijke natuur van het bewustzijn. De ware natuur van het bewustzijn is niet toegankelijk via logische analyse maar het bewustzijn kan het illusoire van de verschijningen die de geest creëert, wel ‘herkennen’. De onwetende geest gaat er echter van uit, dat zijn creaties (de verschijningen) in de realiteit bestaan en is onwetend van zijn ware natuur. Het gevolg hiervan is dat de mens zich identificeert met en hecht aan de verschijnselen wat de bron is van het menselijk lijden.

Dzogchen borduurt voort op de inzichten van Hinayana, Mahayana en Vajrayana, de wegen of paden tot Verlichting die gebaseerd zijn op de inzichten van de Boeddha (Siddhartha Gautama Shakyamuni, ongeveer 560 v.Chr.) in de aard van de werkelijkheid en het menselijk lijden, en toont ons het meest vergaande boeddhistische inzicht in de werkelijkheid.

Hinayana is gebaseerd op het eerste en oudste onderricht dat de Boeddha gaf en is samen te vatten in de Vier Edele Waarheden; de waarheid dat er lijden is, dat er een oorzaak van het lijden is, dat er bevrijding van lijden mogelijk is en dat er een pad naar bevrijding is. Deze inzichten gaan over het onderliggende universele patroon van het menselijke lijden, los van de individuele omstandigheden, en worden door alle boeddhisten onderschreven. Mahayana borduurt voort op Hinayana en is het boeddhisme dat van de zevende tot de elfde eeuw vanuit Noord-India naar Tibet is gekomen en de basis vormt van alle latere vormen van Boeddhisme. Het heeft een sterk tantrisch (esoterisch) karakter, wat wil zeggen dat de nadruk minder ligt op het intellectuele inzicht zelf, en meer op de concrete realisatie, het beleefde besef ervan. Tantra betekent voortzetting en doelt op de voortzetting, het herkennen van onze ware natuur. Kenmerkend voor de Mahayana visie op de werkelijkheid is de uitspraak; ‘vorm is leegte, leegte is vorm’. Met name het aspect leegte wordt binnen Mahayana benadrukt. Vajrayana ontstond rond de 6e eeuw en is de dominante vorm die het Mahayana-boeddhisme in Tibet heeft aangenomen. Vajrayana baseert zich op Mahayana, maar de nadruk verschuift naar ‘leegte is vorm’. De ervaring van leegte is er niet louter één van afwezigheid, maar ze is zichzelf bewust, is helder en ‘gewaar’. Ervaringen van emoties worden in de Vajrayana beoefening getransformeerd om zo die energie te ervaren als wat het werkelijk is. Dzogchen (of Grote Perfectie) bouwt voort op Vajrayana, maar richt zich op onmiddellijk ontwaken in plaats van op transformatie. Dzogchen leert dat ontwaken niet door verstandelijk inzicht of het veranderen van de ervaring van emoties bereikt wordt. Binnen Dzogchen gaat het om het herkennen van de essentie van het gewaarzijn-zelf. De natuurlijke vrije staat van je bewustzijn.

Longchenpa werd geboren op 1 maart 1308 in centraal Tibet en gedurende zijn leven kreeg hij verschillende namen. Door Herbert Guenther wordt hij in Kindly Bent to Ease Us, Klong-chen rab-‘byams-pa Dri-med ‘od-zer genoemd. De naam Klong-chen rab-‘byams-pa kreeg hij vanwege de enorme kennis die hij vergaarde door intensieve studies bij de beroemdste leraren van zijn tijd en de naam Dri-med ‘od-zer nam hij aan als gevolg van een visioen waarin hij zo genoemd werd door de mysticus Padmasambhava, die het boeddhisme in de 8ste eeuw naar Tibet bracht en door wiens leringen Longchenpa sterk beïnvloed is. Deze Padmasambhava was door de Boeddha aangekondigd als degene die de bijzondere kennis die hij toen zelf nog niet kon verwoorden, door zou geven. Traditioneel wordt van de Nyingma inzichten gezegd; “Padmasambhava wees naar de deur en Longchenpa opende die.”

Kenmerkend voor Boeddha en later Longchenpa, is dat ze hun inzichten niet als dogma’s onderwezen. De inzichten zijn een resultaat van zelfonderzoek (introspectie) en zelfanalyse en iedereen kan die inzichten ook bij zichzelf onderzoeken en beoordelen. De Boeddha moedigde mensen ook nadrukkelijk aan om zijn inzichten niet te geloven, maar om ze zelf te toetsen! De boeddhistische leer is mijn inziens dus ook geen religie. Van mensen wordt niet verwacht dat ze iets moeten geloven, en de inzichten van de Boeddha en Longchenpa hebben in de basis niets van doen met goden. De inzichten zijn gebaseerd op empirisch onderzoek van onze eigen geest en ieder religieus aspect wat we binnen het boeddhisme vinden, is niet het resultaat van deze psychologische inzichten maar zijn metaforen voor het begrip in, en culturele toevoegingen vanuit de wereld waarin het boeddhisme is ontstaan.

Longchenpa stierf op 24 januari 1364 en liet meer dan 250 geschriften na. In zijn belangrijkste werken presenteert hij een unificerende uiteenzetting van Boeddhistische gedachten, die superieur zijn aan alle interpretaties die er in die tijd bestonden. Hij schreef onder andere twee trilogieën, die door Longchenpa zelf als zijn meest belangrijke werken werden gezien. Eén van deze trilogieën is the Ngal-gso skor-gsum, de trilogie van “Finding Comfort and Ease”. Deel één, met de Engelse titel “Kindly Bent to Ease Us – Part One: Mind”, gaat over de betekenis en het belang van Gewaarzijn (‘Mind-as-such’) als bron van onze werkelijkheid en over het begrijpen van de geest (mind) en zijn functioneren, in het licht van de menselijke zoektocht naar de zin van zijn bestaan. Dit eerste deel van Kindly Bent to Ease Us is de basis geweest voor mijn scriptie-onderzoek naar Longchenpa’s visie op waarheid en de zin van ons bestaan, en is van grote invloed geweest op mijn levensvisie.